‘Wat staat er in mijn keukenkastje?’ – ‘Hoe ziet de stad van de toekomst eruit?’ – ‘Hoe maak je een gezelschapsspel uit de Oudheid?’
Dit zijn typische vragen die we bij Nomade centraal stellen in het onderdeel: de Belevingsopdrachten. De Belevingsopdrachten zijn transdisciplinaire (volledige integratie) opdrachten, die zich uitstekend lenen om in projectvorm aan te bieden, waardoor de leerling de samensmelting van de vakken ook echt gaat ‘beleven’. Daarbij zit het ‘belevingsaspect’ ook in de uitwerking van de opdrachten/ projecten: de leerlingen moeten veelal iets maken, presenteren of anderszins onderzoeken en uitvoeren. Ze beleven de leerstof en de verwerking hiervan.
We hebben ervoor gekozen om de ideeën die wij hebben bedacht via een opdrachtomschrijving kort aan de docenten te pitchen middels een tekst in het lesboek. In eerdere versies hadden we allerlei werkbladen gemaakt, vaardigheidstrainingen opgenomen en hele projectvoorbeelden uitgeschreven, maar we kwamen er al snel achter dat er zoveel variaties in de onderwijspraktijk zijn (de mogelijke tijdsinvestering, de visie van de school, de organisatie, e.d.), waardoor de opdrachten steeds in een aangepaste vorm zouden moeten worden aangeboden (en de werkbladen, trainingen, etc. meer ‘in de weg zaten’ dan dat ze uitnodigden voor een inspiratievol project).
Hier werkte het principe van ‘minder is meer’ behoorlijk goed. Graag demonstreer ik dat aan de hand van twee voorbeelden:
1. ‘Wat staat er in mijn keukenkastje?’ wordt aangeboden in het hoofdstuk waarin de tijd van 1500 – 1600 wordt behandeld. Dat is de tijd van de Columbian Exchange en sowieso al een M&M onderwerp pur sang. Aardrijkskunde, economie en geschiedenis vloeien hier vanzelfsprekend samen. De Columbian Exchange is één van de meest ingrijpende gebeurtenissen voor de mensheid geweest. Het heeft blijvende invloed gehad op onze wereldhandel en voedselvoorzieningen. Gewassen en dieren werden verplaatst naar andere continenten om daar verbouwd of gehouden te worden en vonden vervolgens vanaf daar hun weg over verschillende delen van de wereld. Het bepaalt nog steeds de economische verhoudingen vandaag de dag. Maar ook: waarom groeit de aardappel hier zo goed en daar niet? En betreft het hier alleen maar geofactoren die dit bepalen of spelen hier ook economische factoren mee? En wat zijn overeenkomsten met de handel toen en nu? Denk eens aan de economische samenwerkingen van nu of de tariefmuren.
Maar de kracht van de opdracht zit hem voor ons in het woord: keukenkastje. Dat is iets wat de leerling elke dag open maakt. En het overgrote merendeel zal zonder al te veel nadenken de nootmuskaat over de bloemkool strooien. Een blik soep wordt op zaterdag opengetrokken. Peper is allang een alledaags en eenvoudig product, met een grote vanzelfsprekendheid van aanwezigheid. En nu treden er twee aspecten van verwondering op:
– ‘Kijk eens verder’, zeg je dan tegen de leerlingen. ‘Welke vreemde en onbekende producten zie je nog meer?’
– En ze ervaren, als ze straks gaan onderzoeken, waar al die producten vandaan komen en hoe dat allemaal wordt vervoerd en dat peper vroeger ‘peperduur’ was. Dat er dus een hele rijke en historische, maar ook ingewikkelde en mondiaal werkende wereldhandel zich afspeelt achter dat keukenkastje waar ze elke dag langslopen.
Een docent weet: als je dit eenmaal hebt gedaan, vergeten ze het nooit meer. En een docent weet ook: nu hebben ze begrepen hoe de zaken werken. En je hoeft dan alleen nog maar op het einde van het project te zeggen: ‘Nu je dit allemaal weet van het product nootmuskaat, kan je je dan voorstellen hoe dat moet zijn voor een hamburger of een smartphone?’ Dan is er een nieuwsgierigheid gewekt en een begrip van hoe de wereld werkt.
Maar zoals gezegd: dit kan in een project van vier weken worden aangeboden en uitgeplozen, maar soms volstaat ook een eenvoudige huiswerkopdracht. Daarom pitchen we het idee en is het aan de docent hoe de opdracht op dat moment het beste ingezet kan worden.
2. ‘Organiseer een reis naar Rome’ wordt aangeboden bij de oudheid. In dit hoofdstuk behandelen we het thema de Grieken en Romeinen, de platentektoniek, de grote volksverhuizingen maar ook het thema: Toerisme. Dan is het: kennis van de Romeinen + Thema Toerisme = Maak je eigen Reis naar Rome!
En daar komt, zoals wij allemaal weten, heel wat bij kijken. Wat ga je bezichtigen en waarom? Wat is de juiste informatie die bij de objecten hoort? Maar ook: hoe gaan we ernaartoe? Trein, auto of vliegtuig? Wat kost dat dan? En wat zijn de verschillen? Wat is het klimaat eigenlijk in Rome? En het weer in onze week vakantie? Wat gaat dat allemaal kosten en hoe ga ik de inkomsten en uitgaven inzichtelijk maken? Plan je een reis voor je familie of plannen we samen een reis voor de hele klas?
Ik wil deze opdracht graag bespreken omdat hier duidelijk sprake is van een andersoortige opdracht. Het eerst voorbeeld is meer gericht op het verkrijgen van inzicht door het stellen van goede en complexe vragen. Deze ‘Rome’-opdrachten bieden we aan, omdat er meer sprake is van het ontwikkelen van vaardigheden. En ook deze vaardigheden vallen weer uiteen in twee categorieën: de meer algemene vaardigheden, zoals samenwerken, opzoeken, verwerken en presenteren en de meer specifieke vaardigheden, zoals in dit geval begroten en het leren plannen van een vakantie.
Deze vaardigheden hebben we ook niet te veel omschreven omdat een docent natuurlijk soms pedagogische redenen heef om een project wel of niet in een bepaalde vorm aan te bieden. Er zijn legio redenen te bedenken om iets individueels te laten uitvoeren of juist in groepsverband. Men kan er ook voor kiezen om niet Rome te kiezen, bijvoorbeeld wegens sociaaleconomische omstandigheden, maar ook een dagje naar het strand kan al een heel ambitieuze onderneming zijn. Misschien is er in het nabijgelegen dorp een mooi erfgoedinstelling. En dat geldt ook voor de didactische verwerking: moet er een mooie folder gemaakt worden of is een poster ook goed? Een uitgeschreven tekst, of reclamefilmpje? Een Padlet of een andere digitale verwerkingsvorm? Of is het een vrije keuze voor de leerling en stuur je juist meer aan op het ontwikkelen van hun eigen talenten?
Wat we hebben gemerkt is dat docenten wel vaak het idee van een dergelijke opdracht kunnen gebruiken, maar dit vervolgens liever zelf uitwerken aan de hand van een paar duidelijke handvatten, tips en tops. Want in de waan van de dag een idee bedenken kan soms al een uitdaging zijn, maar een kant-en-klaar project past eigenlijk ook zelden, of geeft juist weer extra werk om het precies zo uitgevoerd te krijgen.
Daarom bieden we bij elk hoofdstuk minimaal twee van dit soort Belevingsopdrachten aan als pitch, waar de docent vervolgens eventueel uit kan kiezen of zich door kan laten inspireren. Als de school dan een bepaalde pedagogische visie of didactische doelstelling heeft voor de klas, kan de docent deze heel eenvoudig toepassen bij deze Belevingsopdrachten.
Veel plezier en inspiratie toegewenst!